In 1991 zijn er wéér minder Purperreigers in Nederland tot broeden gekomen. De landelijke inventarisatie leverde slechts ruim 200 paren op, ongeveer 14% minder dan in 1990. Grafiek 1 illustreert de langzamerhand chronische achteruitgang. De tabel met het overzicht van de kolonies is uitgebreid. Van elke kolonie is het hoofdnesttype vermeld. Het rietnesttype (R) omvat hoofdzakelijk ’grond’nesten in het waterriet. Nesten in Kleine Lisdodde en Mattenbies behoren er ook toe. Het drijftilnesttype (D) betreft veelal nesten in laag houtopslag of op pollen van Pluimzegge in drijftilvegetaties. Het derde type is het struweelnesttype (S). Dit type komt in Europe vrijwel alleen voor in Nederland, hetgeen de nesten in struwelen een bijzondere waarde geeft. Nesten in alleenstaande bomen vallen er ook onder.