Veertig jaar ’Het Vogeljaar’! En een uitnodiging om daarvoor een bijdrage te schrijven. Toen het tijdschrift in 1952 begon, had ik mijn ’vogelcarrière’ al achttien jaar achter de rug en ik was weer een gewone vogelaar geworden. Daarom bepaal ik mij eerst tot die vroege periode. Hoe raakte ik eigenlijk door het ’vogelvirus’ besmet en verslingerd aan vogelonderzoek? Was het doordat ik als jongetje voor het eerst echte Ooievaars zag – veel eerder dan op mijn toverlantaarnplaatjes als ik met mijn moeder en zusje jaar op jaar langs Windesheim spoorde, waar ze hun nest hadden op het dak van een boerderij? Of waren het de Verkade’s plaatjes van vogels, of de vogelfoto’s met tekst van R. Tepe in het weekblad ’De Prins’, dat wij thuis hadden? In de eerste klas van de HBS kreeg ik als leraar dr. PM. Keer, de bewerker van Calwer’s Keverboek en Ter Haar’s Vlinderboek. Hij maakte met belangstellende leerlingen wandelingen in de omgeving van Zutphen. Van de tweede klas af werd G, van der Meer de plant- en dierkundeleraar.