Van een gebrek aan creatief denken vallen de samenstellers van nota’s over nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland niet te beschuldigen. Kwistig wordt rondgestrooid met namen van altijd spectaculaire soorten zoogdieren en vogels die, als eenmaal het gebied is ’natuurontwikkeld’ zoals de promotors het in hun voorstel doen voorkomen, zich zullen gaan vestigen. Best mogelijk. Maar wat gebeurt er als die beloofde soorten nu toch niet blijken te komen? Zien wij dan grootscheepse (her)introducties? En welke soorten dan wel of niet? En onder wiens verantwoording? Bij de vogels zijn Zwarte Ooievaar en Zeearend de soorten die het meest voorkomen in de kolommen van de natuurontwikkelingsnota’s. Maar daarbij stopt het niet. De Beheerscommissie Krammer-Volkerak gewaagt in haar beheersvisie (1989) voor dit voormalige estuarium, indien natuurlijk aan allerlei voorwaarden wordt voldaan, over broedkolonies van onder andere Kroeskoppelikanen, Grote Zilverreigers, Dwergmeeuwen, Kwakken en Kleine Zilverreigers. En ook wordt gesproken over broedende Visarenden, Zeearenden en Oehoes. Voor wie dit niet genoeg is, kan in het Krammer-Volkerak van de toekomst uit op Edelherten, Bevers en natuurlijk Otters, die inmiddels symbool lijken te staan voor de succesvolle wedergeboorte van de natuur in dit land na 2000. De beheerscommissie ziet best in dat deze soorten niet alle spontaan via de op stapel staande ecologische infrastructuur de natie zullen binnenstromen. De nota haalt dit aan, waarmee dus in feite al ruim baan wordt gegeven aan introductie. Wellicht gedwongen door de politiek. Want wat zien wij gebeuren? Indien alle plannen zullen worden omgezet in daden, zal er de komende jaren fors in de Nederlandse natuur worden geïnvesteerd. Door het plan-MacSharry komen landbouwgronden vrij. De Heidemaatschappij heeft bij de toelichting over het jaarverslag 1991 al handenwrijvend laten weten enorme mogelijkheden te verwachten van de ’omschakeling’ – let op het woordgebruik – van voormalige landbouwgronden naar onder andere natuurgebieden. Vervolgens signaleerde de Commissie Financiering Natuurbeleid een jaarlijks tekort op de huidige begroting van negentig miljoen gulden, willen alle plannen de komende dertig jaar worden gerealiseerd. Dus er zullen belangen mee zijn gediend dat beloofde soorten inderdaad zullen komen – indien niet spontaan dan maar met een duwtje in de rug. Is juist dat politieke facet niet de reden dat steeds grote spectaculaire soorten de opsommingen domineren? De komst van broedende Zeearenden is een leukere opbrengst voor besteed belastinggeld dan het herstel van de Grauwe Gors of opnieuw bij ons broedende Waterrietzangers.