Door een sterke toename van de Buizerd in Nederland en door het ouder worden van het moerasbos in De Weerribben vestigde de soort zich in de tweede helft van de jaren zeventig in het gebied. Waarschijnlijk werd voor het eerst gebroed in 1979, in elk geval in 1980. Het zekere aantal broedparen was in 1984 gestegen tot vier, in 1986 tot negen en in 1989 tot dertien. Opvallend is het vrij grote aantal territoria waarin niet wordt gebroed. De Buizerd nestelt in De Weerribben op 3,5 tot 12 (doorgaans 7-10) meter hoogte in Berken en Elzen, zowel in dicht moerasbos als in smalle houtwallen. De nesten liggen soms erg kwetsbaar, wat te maken zal hebben met een mislukkingspercentage van ruim 70% in 1986. In de periode 1988/1990 mislukten overigens zeven van 36 broedsels (19%). De broedresultaten werden in de loop van de onderzoeksperiode beter: in 1984 vloog per geslaagd broedsel slechts 1,0 jong uit (drie nesten), in 1988/90 waren dat er 2,2 (26 nesten). Van de gedetermineerde prooidiersoorten bestond 67% uit zoogdieren (waarvan 85% muizen en mollen) en 33% uit vogels (deels pulli deels volgroeide exemplaren, alle van middelgrote soorten zoals Meerkoet).