Het is voor de huidige generatie vogelaars amper voor te stellen, maar ooit moet de Grauwe Klauwier een algemene broedvogel in Nederland zijn geweest. Een duik in slechts vijf boeken (Thijsse 1923, Eykman et al 1937, Binsbergen & Mooij 1972, Van der Ploeg et al 1976, Boekema et al 1983) levert al negentien volksnamen op. Blijkbaar was de Bruine Doorndraaier (Groningen), Skatekster (Friesland) of Tuinekster (Woudenberg U.) aan velen bekend. Nauwelijks dertig tot veertig jaar geleden werd de soort nog gerekend tot de karaktervogels van kleinschalig cultuurland, met struweel begroeide duinvalleien en van opslag voorziene randen van heidevelden en hoogveengebieden. Het kenmerkende silhouet van een Grauwe Klauwier in de top van een struik of boom was in dit type landschap niet ongewoon, maar juist heel karakteristiek. Hoe anders is het nu! Op de meeste oude broedplaatsen zal men tevergeefs paaltjes, heggen en boomtoppen afspeuren op zoek naar een Grauwe Klauwier; anno 1992 is de soort in het overgrote deel van Nederland een pure zeldzaamheid. De afname die blijkbaar heeft plaatsgevonden, is op regionaal niveau vaak goed gedocumenteerd, maar een landelijk overzicht ontbrak tot op heden. Dit is jammer, want het verdwijnen van een soort als de Grauwe Klauwier zegt tot op zekere hoogte iets over veranderingen in het Nederlandse landschap, en kan model staan voor veranderingen die ook bij andere soorten zullen hebben plaatsgevonden.