Op 21 februari 1991 vond Harm Bonsink uit Zwartsluis na een vorstperiode drie dode Aalscholvers in het Zwarte Water. De vogels lagen tussen het brekende ijs op ongeveer een kilometer afstand van elkaar. Twee van de drie Aalscholvers hadden grote Snoekbaarzen ten dele ingeslikt. De vogels zijn gefotografeerd (zie foto) en meegenomen naar Museum ’Schonewille’ te Zwartsluis, waar de vogels werden opengesneden en waar de lengtes van de Snoekbaarzen werden opgemeten. De vissen waren respectievelijk 47 en 49 centimeter lang. De Snoekbaars van 47 centimeter was al vrijwel helemaal ingeslikt en alleen de staart stak nog uit de snavel terwijl de kop onder in de maag zat. Van de grootste vis was alleen de kop het keelgat van de vogel gepasseerd. Eén van de vogels is opgezet en in de collectie van het museum opgenomen. Tijdens het prepareren van de Aalscholvers bleek dat de vogels niet in goede conditie verkeerden, maar vrij sterk waren vermagerd. Een gelijksoortig geval is beschreven door Ten Haken in Het Vogeljaar jaargang 20: in april 1972 werd een Aalscholver gevonden die was gestikt in een 45 centimeter grote Snoekbaars. Deze vogel overleefde zijn maaltijd niet, omdat de vis zijn slokdarm beschadigde. Volgens Van Dobben (1952) eten Aalscholvers het liefst grote vissen, maar kunnen ze Snoekbaarzen van dergelijke afmetingen niet inslikken en bedraagt de maximale lengte circa 36 cm. Inmiddels is echter gebleken, dat Van Dobben de Aalscholver onderschatte, en dat Aalscholvers aanzienlijk grotere vissen aankunnen. De Boer (1972) vond in braaksels van Aalscholvers zeven Snoekbaarzen, die groter waren dan 36 cm, en waarvan de grootste zelfs 48-50 centimeter lang was. Marteijn & Dirksen (1991) vonden ook een grote (minimaal 37 centimeter) Snoekbaars in het dieet van Aalscholvers in de winter. Een andere grote vis die ooit door een Aalscholver is gegeten, was een Zeelt van 43 centimeter (Del Hoyo et al 1992). Overigens bepaalt niet zozeer de lengte van een vis of een Aalscholver deze kan inslikken, maar eerder de omtrek of de hoogte (De Boer 1972, Swennen & Duiven 1977). De maximale hoogte van vissen die door Aalscholvers kunnen worden ingeslikt, bedraagt circa 10 centimeter voor platte, hoge vissen als de Brasem (De Boer 1972); en circa 9 centimeter voor de Karper, een vis met een iets ronder profiel (Osieck 1983). Het lichaam van een Snoekbaars is nog meer cilindrisch van vorm, dus is de grootste Snoekbaars die nog kan worden ingeslikt minder hoog. Een Snoekbaars van 48 centimeter is circa 7,4 centimeter hoog en heeft een omtrek van circa 23 centimeter (De Boer 1972). Dit is even groot als de omtrek van de grootste Brasem of Karper die nog door een Aalscholver kan worden gegeten. Hieruit blijkt, dat een Snoekbaars van 48 centimeter ongeveer de maximale maat voor een Aalscholver moet zijn.