In Nederland overwintert een groot aantal Kolganzen. Zij broeden op de toendra’s in het noorden van Rusland en voor een klein deel ook in Siberië. Het broedareaal begint in het westen bij het Kaninschiereiland en strekt zich uit tot in het noordoosten van Siberië. De ’Nederlandse’ Kolganzen zijn afkomstig uit het westelijke deel van het verspreidingsgebied. In de loop van februari en maart vertrekken de Kolganzen uit West-Europa. Na half mei komen ze in de broedgebieden aan. De voorjaarstrek wordt in etappes afgelegd. Sinds men in Nederland Kolganzen heeft geringd, werden veel vogels in het voorjaar teruggemeld uit het stroomgebied van de Oka ten zuidoosten van Moskou (Doude van Troostwijk 1974). Deze streek ligt nauwelijks noordelijker dan de pleisterplaatsen van de Kolgans in de provincie Friesland. De trekroute loopt vanuit West-Europa over een lange afstand vrijwel recht naar het oosten.