Zonsopgang aan de kust van Mauretanië, een paar honderd kilometer beneden de Kreeftskeerkring. Wat hutjes op het strand vormen de vissersnederzetting louik. Achter de laatste hut begint de Sahara, reikend tot de Rode Zee. Vóór de Atlantische Oceaan, tot het Caraïbische gebied. Achter een paar duizend kilometer woestijn, vóór idem tintelend water. De ’Sirius’ ligt kort uit de kust. Op het dek een groepje vogelaars. In stilte, leder verwerkt het adembenemende schouwspel van zonsopgang op deze scheiding van twee werelden. Ze voelen zich indringers en dat zijn ze ook. Kort en tersluiks richten de vogelaars hun kijkers op de op het strand bezig zijnde Imraguen, de vissers. Dit is hun wereld. Het is december. Tussen de hutten van louik jagen Boerenzwaluwen, Kemphanen en Steenlopers zien wij zelfs deze open onderkomens binnengaan. Naast de nederzetting ligt een lage bult. Op de top rust een Lannervalk, zandkleurig als de achter hem beginnende leegte. De valk kijkt uit over de Banc d’Arguin als over zijn koninkrijk. Vóór de bult lopen twee Imraguen langs. Even zijn de valk en de mensen in één beeld. Ik moet aan Slijpers’ miniatuur ’Fatima met de vrouw’ denken en wenste dat Henk hier was om deze emotie te delen. Dan vliegt de valk laag af de Banc in, nu tegen water en slik wél contrasterend. Opvliegende steltlopers markeren de route die de valk neemt. Als wij even later ver boven de Banc een samengebalde groep steltlopers tegen de hoge lucht snelle wendingen zien maken, veronderstellen wij dat de Lanner is overgegaan tot actie. ’De Palearctic heeft haar vogels weer uitgezonden’, zei iemand op één van de volgende dagen toen wij met de Imraguen in hun zeilboot verover de Banc waren uitgezworven. Toen waren wij al gestopt met pogingen te komen tot min of meer concrete steltlopertellingen.