Voor mij begon het meer dan tien jaar geleden, in april 1982, met de ontdekking (anderen zullen mij daarbij overigens vrijwel zeker voor zijn geweest) van een vooral in de vlucht zeer opvallend, gedeeltelijk albino, kievit-mannetje: Zowat anderhalve handvleugel spierwit. De broedplaats bevond zich in een mooi overzichtelijk stukje polder waarlangs één van mijn favoriete vogelroutes loopt. Daardoor zag ik de vogel geregeld en zo kon de ontwikkeling van broedvogels en albinisme in en rondom de plaatselijke kievitenpopulatie goed worden gevolgd. Ik beschreef ’het geval’ eerst, in 1984, in ’Vogels’1). Jaar in jaar uit was de in de loop der tijd door tijdschrift en krant nogal bekend geworden vogel (zie onder andere Jan van Gelderen’s rubriek ’Rondstappen in de Natuur’ in het Algemeen Dagblad van 1 april en van 15 april 1987, respectievelijk ’Witte Kievit is weer terug’ en ’Witte Kievit betrapt’, en ook een anoniem kort berichtje in Het Vrije Volk van 20 maart 1989: ’Albinokievit terug in Zevenhuizen’) op steeds het zelfde hooi- en weiland aanwezig. Totdat hij aan het einde van het broedseizoen van 1989 plotseling was verdwenen. Maar toen al waren er, vanaf 1986, drie andere gedeeltelijk albino Kieviten op de zelfde plaats gesignaleerd, die alle met foto en beschrijving in dit periodiek werden gemeld, dit te zamen met andere afwijkend getekende Kieviten van elders uit het land, waarop ik door lezers attent werd gemaakt, Zo leefde er, waarschijnlijk al vanaf 1985, een schizochroïstisch kievitwijfje bij Doorn; in 1989 waren er daar zelfs twee, daarna tot op heden weer één. Ook uit Friesland en Noord-Brabant bereikten mij verscheidene mededelingen over vroeger en recent optreden van albinistische Kieviten, terwijl E L. van Laar en L. Ketelaars fotomateriaal van ’witte Kieviten’ ter beschikking stelden.