Op 4 september 1993 kreeg ik het bericht door, dat zich aan de Mauritslaan in Hilversum een verlaten broedsel met nog levende jonge Gierzwaluwen (Apus apus) zou bevinden. Bij een bezoek aan het desbetreffende pand vertelde de bewoonster, dat zij al ongeveer tien dagen lang geen oude Gierzwaluwen meer had waargenomen, maar nu sinds een dag voortdurend schreeuwende jongen hoorde, waarvan het geluid nadien was verstomd. Er werd besloten het nest te inspecteren. Aan de uitwerpselen op een dakpan was te zien, waar de jongen zich moesten bevinden. Zij bleken op een richel achter de daklijst te zitten en waren bijna vliegvlug. Hoewel zij niet levendig waren, zagen zij er goed uit. Nog de zelfde avond werden beide jongen naar een vogelasiel gebracht, in de hoop dat zij net op tijd vliegklaar zijn om alsnog de tocht naar hun overwinteringsgebied in Afrika te kunnen aanvaarden.