In de tijd, waarin mijn studie biologie begon (1925, de zelfde jaargang als Frans Makkink en Niko Tinbergen) hadden de academische biologen geen hoge dunk van vogelkundig veldwerk. Dat kwam – zo meende men – het peil van hobbyisme niet teboven. Studenten werden in het geheel niet aangemoedigd in de richting van vogelstudie. De vogelliefhebbers onder hen richtten zich op het herkennen van soorten en ook op vogelfotografie. Ze werkten ook wel mee aan faunistisch onderzoek. Zo deden wij mee aan het Zuiderzeeonderzoek, dat werd georganiseerd door dr. C.G.B. ten Kate, leraar biologie (later rector) van het gymnasium in Kampen. Toen het besluit was gevallen, om de Zuiderzee af te sluiten, stelde de Nederlandsche Dierkundige Vereniging een commissie in om de oude binnenzee te inventariseren, om de te verwachten veranderingen te kunnen volgen. Dat werd uiteraard voornamelijk hydrobiologisch onderzoek. Ook dit was vrijwilligerswerk. Het resulteerde wel in een samenvatting door H.C. Redeke, die tot vele jaren daarna toonaangevend was in het brakwateronderzoek.