Dat dacht ik toen ik op 6 april 1993 in Piaam in het ’Fugelhûs’ door de beheerder een boekje in mijn handen kreeg gedrukt. Het was een keurig verzorgde uitgave van de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten nummer 4, ’Nazorg in Friesland 1981-1989’. Toen ik het doorbladerde en de samenvatting doornam, las ik, dat vanaf 1981 tot en met 1989 de broedpaardichtheid van de Kievit van 27 tot circa 32 broedparen per 100 ha was toegenomen. Echter toen ik met mijn vrouw vanaf Zurich onder de dijk langs de Polder Cornwerd en de Jonkers voorbij sukkelde. En later toen ik in Makkum bij het sluisje de parkeerplaats van het oude hotel ’De Prins’ opreed, zei mijn vrouw: ’ik heb maar één Kievit gezien’. Bij het sluisje stonden drie mannen die duidelijk de indruk wekten tot de autochtone bevolking te behoren. Twee van hen hadden die ochtend naar kievitseieren gezocht en samen hadden zij acht eieren gevonden. Dit vertelden zij aan de derde man, die meteen uitvoerig vertelde, dat hij vroeger tientallen eieren in een uur verzamelde. Ook gat hij duidelijk te kennen dat hij het resultaat van één ochtend zoeken door de twee mannen maar zuinig vond en dat hij dat vroeger veel beter deed. De twee mannen sputterden nog tegen dat zij al dertig jaar eieren zochten maar dat gaf hun niets. Toen ik hun vroeg hoe het kwam dat hun vangst zo mager was en waarom zij nog eieren zochten, vertelden zij mij, dat eens in de zeven jaar de weidevogels een jaar niet broeden. En dat was dit jaar.