Méér dan 80% van alle Nederlandse weidevogelbeschermers noemt zich tevens kievitseierenzoeker. Deze vaststelling is gebaseerd op gegevens van betrokkenen over de aantallen deelnemende eierzoekers in relatie tot de totalen van de vrijwilligers. In Noord-Holland deden in 1993 365 vrijwilligers mee. Ongeveer 15% van hen noemt zich eveneens eierzoeker. In Zuid-Holland is het aantal nazorgers 240; ongeveer 25% noemt zich eierzoeker. De 181 deelnemers in de weidevogelbescherming van de Vereniging van Weidevogelbeheerders ’Vanellus vanellus’ zijn allen eierzoekers. Ten slotte deden in Friesland in 1993 3850 ’neisoargers’ mee; rond 90% van hen is tevens ’Ijipaaisiker’. Van de andere provincies zijn de Bond van Friese Vogelbescherming Wachten (BFVW) geen gegevens bekend. Er wordt echter zeker aan nazorg gedaan. Het meest wordt de bescherming uitgevoerd op gewoon cultuurland, waar ook nog altijd verreweg de meeste Nederlandse weidevogels tot voortplanting komen. De Nederlandse weidevogelbiologen weerspreken de ecologische onschuld van het zoeken en rapen niet. Deze gegevens stimuleerden vorig jaar de volksvertegenwoordigers in Tweede en Eerste Kamer – in de Tweede Kamer was slechts Groen Links tégen – bij de behandeling van de Vogelwet 1936 tot regelgeving waarbij het zoeken en rapen van kievitseieren gedurende korte tijd in het voorjaar in het hele land mogelijk bleef. Een verplicht nieuw document, de eierzoekkaart, werd geïntroduceerd. Het hele fenomeen werd in een kader van weidevogelbescherming geplaatst. Op 21 januari en 22 februari 1994 volgden publikaties in de Staatscourant over wetstekst en ministeriële regeling.