Dit rapport bevat naast een korte evaluatie van de watervogeltellingen in de zuidelijke deltawateren in de periode 1987-1991 vooral basale gegevens over verspreiding en aantallen per vogelsoort. Weliswaar watervogels in de breedste zin van het woord (zwanen, ganzen, eenden, Waterral, Porseleinhoen, Waterhoen, Meerkoet, steltlopers, jagers, meeuwen, sterns, alkachtigen, IJsvogel), maar ook stootvogels, Velduil, Strandleeuwerik, Bonte Kraai, Frater en Sneeuwgors. Van negen gebieden (Westplaat, Kwade Hoek, Krammer-Volkerak, Grevelingen, Oosterschelde, Zoommeer, Markiezaat, Veerse Meer en Westerschelde) worden van vier jaren de getelde aantallen per maand in tabellen per soort vermeld. Voor de ganzen zelfs veertien gebieden. Uit deze tabellen is alleen al een schat aan gegevens vastgelegd. Bovendien geven talloze kaarten de relatieve verspreiding in het zuidelijke deltagebied weer van vele soorten, terwijl grafieken en tabellen de tekst per soort over het voorkomen op vele plaatsen verduidelijkt. In de wintermaanden zijn in het zuidelijke deltagebied gemiddeld bijna een half miljoen watervogels aanwezig. In de zomermaanden honderdduizend. Het gebied is in alle maanden van het jaar van zeer grote inlernationale betekenis voor watervogels. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de watervogelpopulaties per gebied, terwijl de resultaten per soort worden gepresenteerd en besproken in hoofdstuk 6.