Mijn leermeester en promotor professor H.F. Niertrasz was een vergelijkend anatoom. Die wetenschap vergelijkt de lichaamsbouw van dieren om verwantschappen en afstammingsreeksen te ontdekken. Bij de planten kan je dat ook doen, dan spreekt men van vergelijkende morfologie. Niertrasz bracht bij mij een lichte ontsteltenis teweeg toen hij op college verklaarde, dat vogels eigenlijk echte reptielen waren. Ik was zoölogie gaan studeren op grand van een hobby voor vogels die uil mijn jongensjaren stamde en nu zag ik opeens mijn lievelingsdieren op één hoop gegooid met slangen en krokodillen. Als dat nu alles was wat het hoger onderwijs over vogels had te melden, viel het wel wat tegen. Toch moest ik al gauw toegeven, dat de vogels dicht bij de reptielen staan. De poten hebben reptieleschubben. Veren zijn duidelijk gemodificeerde schubben. Voorts zijn de nieren niet de boonvormige organen zoals die van de zoogdieren, het is een vlak weefsel tegen de rugzijde van de buikholte. Daar liggen ook de geslachtsorganen en dat is heel wat praktischer dan de in een zakje onder de buik opgehangen testidiën van de zoogdieren, die zo wel erg kwetsbaar zijn. Het blijkt samen te hangen met het feit dat mannelijke spermien niet de lichaamstemperatuur van 36-37° Celsius kunnen verdragen. In het vrouwelijk lichaam gebracht, moeten ze binen enkele uren een eitje hebben bevrucht, anders gaan ze eraan. Bij vogels kunnen spermiSn wel weken overleven in de eileider en zo is het mogelijk dat kippen nog lang bevruchte eieren kunnen leggen, nadat de haan uit het hok wordt verwijderd. Dit verklaart ook waarom Kemphennetjes na op een kampplaats te zijn bevrucht, kunnen doorvliegen op de arctische toendra, tot de IJszee toe, om er een broedsel groot te brengen op plaatsen waar nooit volwassen mannetjes worden gezien.