Weidevogels vormen een aantrekkelijk onderdeel van de ons omringende natuur. Om te genieten van de imponerende baltsvlucht van een Kievit hoeven wij niet ver van huis te gaan. Deze soort komt juist in gangbaar beheerde agrarische gebieden nog veel voor. Ook de meeste Grutto’s broeden nog steeds in gangbaar agrarisch gebied, hoewel dat er tegenwoordig beduidend minder zijn dan rond 1960 (Bink et al 1994). Vooral peilverlagingen (verlies aan geschikt broedgebied) en in combinatie daarmee een veranderend graslandgebruik (minder broedsucces door intensiever weiden en vroeger maaien) hebben bijgedragen aan deze afname. Vanaf begin jaren tachtig stabiliseerde het aantal gruttoparen zich (IKC-NBLF 1994). Ondanks deze verandering in aantallen broedt nog steeds circa 80% van alle Noord- en Westeuropese Grutto’s in Nederland. Wij dragen dan ook een grote verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van de Grutto. De zorg omtrent weidevogels, zoals de Grutto, heeft sinds begin jaren tachtig geleid tot een steeds grotere oppervlakte waar boeren en vrijwilligers samenwerken om weidevogels aan een succesvol broedseizoen te helpen. Toch verschijnen er de laatste jaren in het voorjaar met regelmaat berichten in de media die spreken van rampzalige jaren voor de Grutto (Goudsche Courant 1992, Alkmaarder Courant 1994). Als oorzaak werd meestal genoemd het massaal vroeg maaien van grasland waarbij ware bloedbaden zouden plaatsvinden. Na het maaien zou er bijna niet één jonge Grutto meer zijn te vinden (De Telegraaf 1994, NRC 1994).