De Nederlandse vogelnaam ’Havik’ valt niet uit de toon vergeleken bij de namen voor deze stootvogelsoort in andere Germaanse talen. Zo is de Duitse naam: (Hühner) Habicht. Hier is de -t ooit eens ’per ongeluk’ aan vastgeplakt. In het oudhoogduits was de naam ’Habuh’; in sommige Duitse dialecten wil men nog steeds van geen -t weten en zeg men: ’Habich’. Er is zelfs een spreekwoord waarin de Havik voorkomt: ’Habich ist ein besserer Vogel als Hattich’, in Van Beckum (1952) vertaald met: ’Hadden was een rijk man, Hebben is er beter an’ (misschien een beetje te vergelijken met: ’Hebben is hebben, krijgen is de kunst’). In het Deens heet de vogel ’Duehøg’ en in het Zweeds ’Duvhök’, toepasselijke namen, want ’Due’ en Duv’ betekenen ’Duif’ en dat is wat de Havik wel eens lust. Voor wie ’Hök’ helemaal niets meer op ’Havik’ vindt lijken, hier de Friese naam: ’Hauk’. Volgens Boersma (1976) komt in het oudfries dit zelfde woord voor naast ’Havek’. Geen twijfel dus, dat ’Hauk’ erbij hoort in de serie verwante woorden ter aanduiding van deze trotse en gevreesde stootvogel. De Noorse naam ’Hauk’ komt in spelling exact met de Friese naam overeen, zij het dan dat men hem daar ’Hdsehauk’ noemt; letterlijk; ’Hoenderhavik’. De IJslanders en de Engelsen maken het helemaal bont. Hun namen ’Gáshaukur’ en ’Goshawk’ zou je letterlijk moeten vertalen met: ’Ganzenhavik’. Zou het komen omdat ze de Havik zo zelden binnen hun landsgrenzen zien, dat ze zijn prooidiersoort gemiddeld toch een tikkeltje te groot inschatten? Lockwood (1993) veronderstelt, dat de oudnoordse naam ’Gashaukr’ met de Vikingen naar Engeland is gebracht.