In het uiterwaardengebied van de rivier de Linge komen Woudaapje – Ixobrychus minutus, Roerdomp Botauris stellaris, Snor – Locustella lusciniodes, Rietzanger- Acrocephalus schoenobaenus en Grote Karekiet – Acrocephalus arundinaceus niet meer voor als broedvogel (Schimmel 1954), terwijl ze tot in de jaren zeventig en tachtig daar nog leefden (tabel 1). Hierdoor is de broedvogelgemeenschap van het Lingegebied drastisch van samenstelling veranderd, tegenwoordig voert de Kleine Karekiet – Acrocephalus scirpaceus – er de boventoon. De verspreid liggende oppervlakten overstaande (niet gemaaide) rietvegetaties (Phragmitetalia), waarin eertijds de broedhabitats van genoemde broedvogelsoorten voorkwamen, zijn niet door cultuurtechnische of agrarische belangen omgevormd. In de loop van de tijd hebben deze oppervlakten zelfs grotendeels de status van natuurmonument gekregen, zodat de totale oppervlakte overstaand Riet in 1990 nog minstens 150 ha bedroeg. Het verdwijnen van de genoemde vogelsoorten als broedvogel in het Lingegebied, staat niet op zichzelf. Op veel meer plaatsen in Nederland is dat het geval (Sovon 1979, 1987, Osieck 1986, Sovon 1994).