Wat is het perspectief van natuurbescherming in Nederland? Positief omdat een paar honderdduizend hectaren ’natuur’ de bestaande ’bloempotreservaten’ gaan aanvullen en zowaar bij plannenmakerijen natuur tegenwoordig mag aanschuiven? Of negatief om het sombere vooruitzicht dat over enkele decennia alles hetgeen ligt buiten de op stapel staande Ecologische Hoofdstructuur, zal bestaan uit verstedelijkte woestenij? Vooruitzichten tussen hoop en vrees. Hoe dan ook, natuurbescherming in Nederland bevindt zich op een keerpunt. Waarbij ook bescherming van vogels een nieuw tijdperk is ingegaan. Wie vogelbeschermingsjaarverslagen van drie kwart eeuw terug doorneemt, leest over het vuurtorenvraagstuk, stookolieslachtoffers, natuurverarming in Friesland, afname van Ooievaars en over vogelvrijverklaring van Spreeuwen. Enkele van die kwesties hebben anno 1996 niet aan actualiteit ingeboet. Maar vogelbeschermers van nu kunnen, per saldo, tot de conclusie neigen dat vergeleken met beschermingsvraagstukken waarvoor zij zich in de volgende eeuw zullen zien geplaatst, wijlen college's van zeventig jaar geleden, zich ongerust maakten over problemen van Madurodamformaat. Want om in een Nederland met snel oprukkende verstedelijking en steeds fijnmaziger infrastructuur vogels te beschermen, moet men een behoorlijke dosis optimisme meedragen. En wordt toch succes geboekt, dan trekken de gekoesterde soorten in de herfst een wereld in die inmiddels vijfeneenhalf miljard mensen herbergt... een mirakel dat ieder voorjaar uit die wereld naar dit land nog vogels terugkeren.