In Ardea jaargang 37 (1949) bladzijden 89-97 heb ik beschreven hoe Spotvogels en Vinken hun nest bouwen. Ik kon dat van vlakbij zien door een venster. Het bleek toen dat beide soorten enkele eenvoudige gedragskenmerken gemeen hebben en dat het heel anders gaat dan men zou denken. De vogel begint met een vloertje te leggen van sprietjes in een takvork, die nog een paar kleine zijtakjes heeft vlakbij. Op dat vloertje legt hij een walletje aan, dal later de bovenrand van het nest zal worden. Nieuw materiaal wordt onderin gelegd. De vogel gaat dan plat op het nest liggen steunend op vleugels, keeltje en staart. De poten hangen dan vrij en die krabben snel achterwaarts. Het materiaal wordt dan omhoog gekrabd tegen de toekomstige nestrand aan die daardoor langzaam stijgt. Dit krachtige krabben leidt ertoe dat alles verschoven wordt tot het muurvast zit. Die zelfde achterwaartse krabbeweging zien wij ook bij een Kievit die een nestkuiltje maakt. De vogels draaien bij deze beweging telkens en eindje rond, zodat de hele nestkom een beurt krijgt. Het nestkommetje van een zangvogel is zeer sterk. Het Zwartkopje maakt een nestkom die zo ijl is, dat je er bijna door kunt kijken. Als de jongen groter worden, puilen ze er zowat uit. Toch blijft het nest intact.