Tijdens een excursie in de Amsterdamse Waterleidingduinen bij Vogelenzang op 10 september 1995 zagen wij ’s middags rond 15.00 uur vier of vijf Koolmezen, Parus major, geheel op de wijze van vliegenvangers, Muscicapidae, insecten in de vlucht vangen. De Koolmezen zaten in struiken, onder andere meidoorns, Crataegus spec., bovenin of aan de zijkant. Vanaf deze uitkijkpost vlogen de Koolmezen één à twee meter loodrecht vanaf de zitplaats omhoog om een insect te grijpen of ook wel in een hoek van 30 of 45 graden naar een meer verwijderd insect, tot op een afstand van circa vijf meter, waarna in de meeste gevallen weer werd teruggekeerd naar de zelfde of een dicht daarbij aanwezige tak. Ten gevolge van het veelvuldig voorkomen van muggen werd deze manier van voedselopname geruime tijd door alle Koolmezen voortgezet. Deze wijze van voedselzoeken door Koolmezen is niet onbekend. In Cramp, S. & Perrins, C.M. (eds.) 1993. The Birds of the Western Palearctic, deel VII: 261 wordt vermeld: ’Rarely catches insects on the wing’ (Petrov 1954, Cairns 1956). In Glutz von Blotzheim & Bauer, 1993. Handbuch der Vögel Mitteleuropas Band 13: 774 lezen wij: ’Fängt Insekten gelegentlich im Flug, ausnahmsweise auch aus dem Wasser’.