Het gebruik van niet-lichaamseigen werktuigen door sommige soorten vogels roept vaak speculatie op over de intelligentie van deze dieren.* Daarbij wordt het ontstaan van het begrip ’cultuur’ in verband gebracht met het gebruik en de vervaardiging van werktuigen (zie bijvoorbeeld Boesch 1996) of ’gebruiken’ in het algemeen (Benedict 1959). Omdat aanvankelijk de gedachte leefde dat alleen de mens hiertoe in staat was, werd hier de conclusie aan verbonden dat dieren geen cultuur bezitten.** Hel Latijnse woord cultura (betreft alles wat door mensen wordt gemaakt of verzorgd) staat al haaks op het woord natura (datgene dat zonder het toedoen van de mens voorhanden is) (Franz 1969). Door het woord cultuur in de zin van de definitie van Franz te hanteren, beperkt men zichzelf onnodig. De ’ontdekbare’ evolutionaire roots en parallel lopende fenomenen van ’onze’ culturele uitingen bij dieren in onze naaste omgeving, worden daarmee buiten de aanvaarde denkkaders gesloten (Manning 1982). Ook wordt het begrip cultuur wel aangeduid als een vorm van innerlijke beschaving. Het begrip beschaving staat op haar beurt dan weer uit ’iets waarvan de ruwe kanten zijn afgeschaafd’ (De Vries 1992). Alsof bijvoorbeeld sociaal gedrag van (vogel)populaties niet voortdurend aan herijkingen onderhevig zou zijn. Het is moeilijk de overheersende clichégedachten over de exclusiviteit van intelligentie, bewustijn en cultuur voor de mens te doorbreken, al worden zo nu en dan wel pogingen ondernomen (bijvoorbeeld Noske 1988, Wouters 1990). De schrijver dezes beschouwt de hersenen als een orgaan dat in symbiose leeft met het genoom (het geheel van alle genen van de chromosomen van een individu). Er is in de loop van de biologische evolutie zowel procesmatig als selectief heel wat gebeurd vóórdat dit orgaan kon ontstaan, laat staan van de ontwikkeling daarvan op zichzelf (Tyler Bonner 1983, Uylings et al 1988, Vroom 1992). Tussen reflexmatige handelingen en het maken van een bewuste keuze, liggen letterlijk werelden van verschil. Cognitieve processen bij andere levensvormen zijn er, vaak beperkter van omvang, maar deze zijn in principe niet verschillend van die van de mens (Romijn 1991). Wanneer wij de gedachte accepteren dat cultuur uit de natuur zelf voorkomt en principieel is gebaseerd op het doel overleven, dan zouden ook andere levensvormen om ons heen sporen van cultuur(vorming) kunnen hebben.