Reacties op het artikel dat de snelle toename van witgevlokte Zwarte Kraaien in Rotterdam-Noord beschrijft (Terluin 1996) en de voorbereiding van een vervolgartikel (elders in dit tijdschrift), stellen mij mooi in de gelegenheid recente gegevens en beeldmateriaal betreffende (partieel) albinisme in engere zin (erfelijk, per individu in een onveranderlijk patroon aanwezig), voorkomend bij drie algemene soorten kraaiachtigen, samen te brengen. Terwijl hongerbandering bij de Zwarte Kraai steeds meer wordt gezien, lijkt dit verschijnsel bij de Kauw in hetzelfde stadsrandgebied niet toe te nemen. Kauwen met hongerstrepen zijn in dit gebied ongeveer even zeldzaam als Zwarte Kraaien met (partieel) albinisme. Bij de Kauw worden ’mengvormen’ wat vaker waargenomen. Het lijkt erop dat een Kauw met gedeeltelijk albinisme ’vatbaarder’ is voor hongerstreping dan een normaal gekleurde zwart(-grijze) Kauw. Onder Kauwen komt partieel albinisme plaatselijk veel, tot meer dan tien procent, voor. Bij de Ekster behoort ongewoon wit in het verenkleed tot de zeldzame uitzonderingen. Toch zijn wij ook hiervan in staat enkele belangwekkende gevallen te presenteren (vooral dankzij Anne Reitsma, Zwolle, met foto’s).