Van de zes soorten ganzen die in Nederland talrijk voorkomen, zijn de eerstejaars jongen van de Kolgans het gemakkelijkst te onderscheiden van de vogels in het volwassen kleed. Bij de Rotgans is het herkennen van de jongen ook eenvoudig, bij de Rietgans, de Kleine Rietgans en de Brandgans is het tot het begin van de winter dikwijls nog mogelijk, maar de jongen van de Grauwe Gans zijn zelfs in de herfst al moeilijk herkenbaar. De oud-jongtellingen (om ze zo te noemen) geven een beeld van de reproductie in het voorgaande broedseizoen. Daarmee kan het inzicht worden vergroot in de opbouw van een populatie in leeftijdsklassen, terwijl het ook het bepalen van de grootte van die populatie iets gemakkelijker maakt. In de loop van een aantal winters in de periode 1978-1998 zijn de kenmerken van de jonge Kolganzen volgens een bepaald systeem vastgelegd. Het gaat daarbij om totaal 539 gecontroleerde vogels.