Feindt besteedde in 1968 reeds aandacht aan de waterstand met betrekking tot het voorkomen van broedvogels van de Waterral (Rallus aquaticus). Haasz (1982) kwam aan de hand van waterpeilgegevens tot de conclusie, dat de waterstand in de broedhabitat een belangrijke factor is. De pootlengte liet hij echter buiten beschouwing, terwijl die in verband met het waden beperkt is in dieper water.