Toen in november 1985 mijn proefschrift over de Huismus verscheen bracht dit een enorme publiciteit met zich mee (Heij 1985). Dit had niet alleen te maken met de bekendheid van dit vogeltje, maar vooral met het feit dat een onderzoeker aandacht had besteed aan zo’n algemeen vogeltje. Er werd zelfs getwijfeld aan het nut van dergelijk onderzoek! De vogel werd op het platteland (veelal) als plaag gezien, terwijl de gezellige, brutale herrieschopper als terrasmus in de steden een geziene soort was. Ook bleken er nog al wat mensen een tamme mus in of rond het huis te hebben. Dat er toch iets met de Huismus aan de hand was kon men lezen in Natuur en Milieu 9 september 1985. In dit blad stond een onderzoek beschreven, waarbij de onderzoekers elf jaar lang zesmaal per maand in een parkje in Tilburg het aantal vogelsoorten hadden geteld. Uit dit onderzoek bleek de achteruitgang van vogels, die wat hun voedsel betreft op de grond zijn aangewezen. Zo bleek dat onder andere Merel, Zanglijster en Spreeuw fors in aantal waren achteruitgegaan. Het vermoeden werd uitgesproken dat ook het aantal Huismussen was verminderd.