In 1973 vroeg Wouter van der Weijden aan de gemeenteraad maatregelen te nemen om de Gierzwaluw te beschermen. Hij vroeg om een verbod dakpannen te vervangen door asfalttegels, ‘shingles’. Want in de 19de-eeuwse wijken met h un kilometers aan zogenaamde mansardedaken, werd de nestgelegenheid van Gierzwaluwen bedreigd door deze goedkope oplossing van dakvernieuwing. De Gierzwaluwen broedden er onder de boeidelen op de bovenste pannenrij of onder kierende dakpannen. Daken werden niet alleen op deze milieu-onvriendelijke manier vervangen, maar bovendien werden hele straten gesloopt en in de nieuwbouw werden geen nestvoorzieningen meer aangebracht. Van der Weijden berekende dat zo 90% van de populatie werd bedreigd. Het aantal paren kon moeilijk worden vastgesteld. Maar hij schatte het minimaal op 1500 en maximaal op 7500 paren. Amsterdam zou ook met het minimum een van de grootste populaties van het land herbergen, ‘Elke vogel heeft recht op ons respect’, voerde Van der Weijden aan. ‘De Gierzwaluw verkeert wat dat betreft in een bijzondere positie, omdat hij in z’n verspreiding grotendeels is aangewezen op huizen in steden en dus weinig baat vindt bij de meest gebruikelijke vorm van natuurbescherming: behoud van natuurgebieden’. Zijn verzoek werd niet gehonoreerd. De tijd was er nog niet rijp voor.