Bij het sluiten van de mistnetten trof ik een saai gekleurde vogel aan, die ik nog niet eerder in Zuidelijk Flevoland had gevangen. Het bleek een Roodmus te zijn. Macht der gewoonte blies ik ogenblikkelijk over de tien buik, De grote rode broedvlek toonde aan dat ik met een broedvogel had te doen. Met deze nu bekende gegevens moest ik met spoed aan de slag. Ringen, meten, wegen en een uitgebreide beschrijving van de vogel maken. Daarbij moet er als extra bewijsmateriaal voor de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA) met een aantal dia’s (foto’s) worden aangetoond dat men deze vogel op de juiste wijze heeft behandeld. Korte tijd later verraste ons de eerste juveniele Roodmus. De oude vogel zat in de buurt van het mistnet en de contactroepjes gingen over en weer, ‘tiu, tiu, tiu, tiu’. Ik heb de jonge vogel heel duidelijk in een opengewerkt leefnetje boven mijn hoofd gehouden en aan de oude vogel getoond. Deze is al roepend met mij (ons) meegevlogen naar de ringplaats en heeft daar in een boom zitten wachten, al roepend en net zolang totdat het kind helemaal was bewerkt. Dezelfde procedure van meten, wegen enz, enz, werd weer gevolgd. De terugtocht ging net zoals de eerste keer en op de plaats waar ik de juveniele vogel had gevonden, heb ik hem weer losgelaten. De volgende reeks juveniele vogels onderging eenzelfde behandeling.