Nog geen vijf jaar geleden hing het voorkomen van de Kwartelkoning in Nederland aan een zijden draadje. Het aantal roepende mannetjes was gedaald tot enkele tientallen en de soort leek op het punt te staan als reguliere broedvogel uit ons land te verdwijnen, Nederland zou daarmee wederom één van z’n karakteristieke broedvogels verliezen. Een influx in 1997 vormde een keerpunt in deze ontwikkeling. In dat jaar worden ruim 250 territoria vastgesteld en de soort verscheen op diverse plaatsen waar ze al lang niet meer was gehoord. Het vormde de inleiding voor een nog grotere influx in 1998. Vooral in het noordoosten van het land, in Groningen, Drenthe en Overijssel leidde dat tot spectaculaire aantallen. Landelijk ging het om 575 territoria, terwijl een voorzichtige schatting uitgaat van 600-650. Reeds toen werd de vraag gesteld of het hier om incidenten (Kwartelkoningen staan bekend vanwege hun erratische voorkomen), dan wel om een herstel van de populatie zou gaan. Hoewel het nog veel te vroeg is voor definitieve conclusies, lijkt het laatste op dit moment het meest voor de hand liggende scenario. Ook in 1999 (aantal vergelijkbaar met 1997) en nu in 2000 werden veel Kwartelkoningen gehoord. Het afgelopen broedseizoen zal, met dat van 1998, de boeken ingaan als het beste jaar in de afgelopen twee decennia. Op dit moment zijn al circa 430 territoria bekend, een aantal dat nog licht zal stijgen, omdat nog niet alle gevallen zijn doorgegeven. Concentraties bevonden zich in bekende gebieden als het Oldambt in Groningen (125) en – opnieuw – in Drenthe (50). Nog opmerkelijker was de situatie in het rivierengebied. Hier was sprake van een absoluut topjaar, want de circa 150 territoria die werden gevonden in de uiterwaarden van IJssel, Rijn en Waal, overtroffen ruimschoots de aantallen in 1998. Deels hangt dit samen met extra aandacht die er dit seizoen aan Kwartelkoningen werd geschonken. In navolging van het project ‘IJsselcrex’ van Gerrit Gerritsen en Paul Voskamp, werd langs de rivieren op twee momenten, begin en eind juni, een simultane telling georganiseerd. Vervolgens werd met de roepplaatsen in de hand via de Dienst Landelijk Gebied (DLG) contact gezocht met de terreineigenaren om te proberen de maaidatum uit te stellen om zo de Kwartelkoningen een kans te geven met succes hun twee broedsels groot te brengen. Langs de IJssel heeft dit beleid in de afgelopen twee jaar ertoe geleid dat vrijwel alle Kwartelkoningen ongestoord konden broeden. Langs de Rijn en Waal bleek dat iets meer voeten in de aarde te hebben en daar kon in een aantal gevallen uitmaaien niet worden voorkomen.