De Vojvodina is een laagvlakte in het noorden van Joegoslavië waardoor de rivieren Donau, Drava, Sava, Tisa en Begej langzaam hun weg vinden. Vroeger is een groot deel van de vlakte overstromingsgebied geweest van de genoemde rivieren en zal dus voor een groot deel hebben bestaan uit moerassen, waarvan de meeste in de loop van de tijd zijn drooggelegd, zodat de Vojvodina nu overwegend uit cultuurland bestaat. Een klein aantal moerassen is behouden gebleven en de belangrijkste daarvan zijn de Kopacki Rit bij de samenvloeiing van de Donau met de Drava, de Obedska Bara langs de Sava en de Carska Bara aan de Begej. In 1965 besloot ik de Carska Bara te bezoeken, het kleinste van de drie genoemde moerassen. Bij de voorbereiding van de reis kreeg ik hulp van een hoogleraar van de Universiteit van Belgrado die bijzonder was geïnteresseerd in de natuur. Als opdracht van het verblijf in de Carska Bara nam ik me voor te proberen de aantallen broedparen van enige soorten reigers vast te stellen. Het ging vooral om de Kleine Zilverreiger, de Ralreiger en de Kwak.