Aanleiding voor deze mededeling vormen een aantal waarnemingen door mij en anderen gedaan in het jaar 2000. Op 11 maart zag en hoorde ik in Park Oudegein te Nieuwegein een opmerkelijk aantal van vijf a zes Vuurgoudhanen die daar een aantal dagen eerder door een andere waarnemer in elk geval niet werden opgemerkt. De roep was vier- of vijftonig, snerpend, aanzwellend en omhoog zwiepend. Het ging overigens beslist niet om de zang. Het merendeel van deze vogels kreeg ik ook te zien, deze hadden alle dezelfde kruin en zagen eruit als klassieke mannetjes. Deze waarneming werd gevolgd door waarnemingen van twee exemplaren op 12 maart te Almere, Flevoland, en van één exemplaar op 15 maart aan de Nieuwe Houtenseweg te Utrecht die allemaal precies dezelfde roep lieten horen, maar die zich helaas niet goed genoeg lieten zien voor een precieze geslachtsbepaling. Op 9 oktober zag en hoorde ik bij West aan Zee op Terschelling een vrouwtje waarvan de roep viel te omschrijven als een helder fluitend en geheel gelijkmatig ‘sie-siesie’. Dat echter ook in het najaar de roep uiteenlopend is blijkt uit een waarneming uit een eerder jaar. Op 7 september 1996 zag en hoorde ik te Kreileroord in de Wieringermeer een exemplaar waarvan het geslacht niet werd bepaald. De roep ging aan het eind omhoog en werd krachtiger. Verrast door deze verscheidenheid ben ik mijzelf een aantal vragen gaan stellen, Is de diversiteit van de roep soms gerelateerd aan het geslacht? Is er althans in het voorjaar sprake van gescheiden trek van de geslachten en betreft deze dan de periode en/of het gezelschap? De literatuur verschaft, mijns inziens, op deze punten geen duidelijkheid.