Over het aantal overwinterende Blauwe Kiekendieven in het noordelijke Deltagebied vóór de afsluiting van de estuaria wordt verschillend geoordeeld. Lebret (in Verhey 1961) noemt de soort niet in zijn opsomming van waargenomen soorten in de Biesbosch over het tijdvak 1940- 1960, globaal de periode waarin deze daar avifaunistisch onderzoek verrichtte. Lathouwers (1955) vond de Blauwe Kiekendief voor de Korendijksche Slikken in de periode 1942-1955 ‘een vrij gewone overwinteraar’. In ieder geval nam kort na 1970 het aantal ‘s winters waargenomen Blauwe Kiekendieven opmerkelijk toe, waarbij is gesuggereerd dat door het permanent droogvallen van buitengronden langs de afgesloten estuaria, de soort aantrekkelijke voedselgebieden ter beschikking kreeg (Ouweneel 1991). Vergeleken met dertig jaar geleden veranderde het landschap ingrijpend, binnen- en buitendijks. In Europa gaat het de Blauwe Kiekendief allerminst voor de wind (Osieck & Hustings 1994, Tucker & Heath 1994). In het noordelijke Deltagebied staan wederom ingrijpende veranderingen op stapel, zodat het de moeite waard is na te gaan of daar het toekomstige landschap voor de soort een aantrekkelijk perspectief blijft bieden er te overwinteren.