Alterra-onderzoeker Jan Andries van Franeker werkt sinds 1984 regelmatig in het Zuidpoolgebied. Hij is vooral geïnteresseerd in zeevogels en zeezoogdieren, op het land en in de zee. Tijdens onderzoekstochten op de ijsbreker Polarstem richtte Van Franeker’s aandacht zich op de hele gemeenschap van warmbloedige toppredatoren. Wat zijn voor hen de belangrijke gebieden en hoe ziet het ecosysteem er precies uit? Wat is er waar van de ‘beschuldiging’ dat deze dieren via hun ademhaling zoveel kooldioxide in de atmosfeer zouden brengen dat ze daarmee een bijdrage zouden leveren aan het broeikaseffect? Op land keek Van Franeker voornamelijk naar de ecologie van de zogenaamde ‘stinkmeeuwstormvogels’. Deze stormvogels – familie van de in Nederland voorkomende Noordse Stormvogel – hebben zich uitstekend aangepast aan de extreme eisen van het zuidpoolklimaat. Zijn de effecten van visserij, klimaatsverandering en milieuvervuiling zichtbaar aan deze vogels? Van Franeker bundelde zijn onderzoeksresultaten in het proefschrift ‘Mirrors in ice: fulmarine petrels and antarctic ecosystems’ dat hij op 12 januari 2001 aan de Rijksuniversiteit van Groningen verdedigde. Met deze titel benadrukt hij dat onderzoek aan vogels en andere toppredatoren niet alleen iets zegt over deze diersoorten zelf, maar dat ze een spiegel vormen van het hele onderliggende ecosysteem en van de gevolgen daarin van al dan niet door de mens veroorzaakte milieuverandering.