Ruud Vlek’s mailtje van 1 februari 2002 ’s ochtends vroeg was een voltreffer op het netvlies. Karel Voous overleden. Emoties en daarna verwerking. Het hoofd bieden aan gevoelens door deze te delen met Els, het samenzijn aan de ontbijttafel, herinneringen, wat later ook aan andere vrienden die heengingen. Daarna de telefoontjes. In november, ruim twee maanden eerder waren wij nog in Huizen. Als altijd het fijne welkom met de gulle lach, de handdruk en hartelijke woorden. Een paar dagen later tijdens de teraardebestelling zou Ditty Rebel die ontvangsten raak verwoorden. Op die middag van 24 november de gesprekken. Karei had zijn manuscript over de Luipaard bijna gereed. Ik had drie reizen voor de boeg. ‘Je laat mij toch weten watje ziet, hè?’ En, ‘Denk je aan Ardeainsignis in Birma?’ Welnu, op de eerste februari, lag boven de brief met verslag van de belevenissen gereed, inclusief Ardeainsignis. Te laat. Karei Voous was dood. De eerste ontmoeting was in Falsterbo, in september 1965. Professor Voous was daar met studenten. Ik in gezelschap van een clubje Zweden. De studenten hadden vooral belangstelling voor elkaar, dat tot gerucht leidde dat de toegestane geluidsnormen op de Zweedse zuidpunt overschreed. Hierdoor liep geluidsregistratie van eventueel passerende Ortolanen en Roodkeelpiepers gevaar. Nog minzaam maar beslist