Het aantal tuinvogels is de laatste jaren in Nederland erg toegenomen. Soorten als Huismus, Koolmees en Merel zijn massaal aanwezig. Dat is de uitkomst van de Nationale Tuinvogeltelling, die onlangs gehouden werd. Ruim duizend vogelaars, jong en oud telden de vogels die bij hen in de tuin zaten of die over de tuin vlogen. Dit initiatief van de Vrije Vogel Club vond voor het tweedejaar achtereen met succes plaats. Uit alle windstreken kwamen de vele honderden meldingen binnen. De top tien van 2002 is te zien in Tabel 1. Dat de Huismus op plaats één staat is voor de meesten geen verrassing. Toch is de Huismus al lang niet meer de algemeenste broedvogel van Nederland, zo blijkt uit de recent verschenen Atlas van de Nederlandse Broedvogels. De huismussenstand is de laatste vijfentwintig jaar bijna gehalveerd. De Merel, tijdens de tuinvogeltelling van 2001 nog op de vierde plaats en in 2002 gestegen naar de derde plaats, is met kop en schouders de algemeenste broedvogel, zo leert de broedvogelatlas. Deze lijsterachtige is veruit het talrijkst geworden. De Merel is als geen andere soort in staat om zich aan te passen aan de verdere verstedelijking van Nederland. Een klein tuintje met wat gras en hier en daar een struik of conifeer om te broeden is voldoende. De soort is in plaats van bosvogel tegenwoordig een echte stadsvogel geworden.