Het is zaterdagmorgen 27 oktober 2001, ongeveer tien uur. Ik kijk door het raam van de keuken naar de achtertuin, waarin ik daags ervoor nieuwe struikjes heb gezet. Zoals elke dag, zijn de Turkse Tortels weer aan het ruziën. Met veel kabaal en gefladder vechten ze om en op het voerhuisje van de buurman. Volgens mij jagen zij met hun lawaai de Huismussen uit onze buurt, want ik zie er steeds minder. Veel te eten blijft er voor hen ook niet over, alle zaadjes op de grond zijn voor ‘die Turken’. Plotseling komt ‘iets bruins’ over de 1,80 m hoge plankenschutting vliegen. ‘Een Patrijs’ flitst het door mijn hoofd, omdat deze vogel ook zo plotseling kan neervallen en opvliegen. Dat ‘iets bruins’ valt pardoes voor de achterdeur, vlak voor mijn neus. Op die plek echter is geen enkele beschutting en de vogel loopt snel naar de tuinbank in de hoek van de schutting met het huis en blijft achter de bank zitten. Immiddels heb ik wel gezien dat het géén Patrijs is en ik denk nog even ‘een Watersnip’, omdat de vogel een lange snavel en een bruin gestreept verenkleed heeft, maar de grootte van de vogel is daarmee met niet in overeenstemming.