Sinds 1977 broeden er in Bunschoten in groten getale Oeverzwaluwen in zanddepots ten behoeve van woningbouw en industriële voorzieningen. Vanaf het begin van deze ontwikkeling ben ik in overleg geweest met de gemeente Bunschoten om deze tijdelijke broedgelegenheden voor Oeverzwaluwen te garanderen, ze te optimaliseren en er voor de toekomst één of meer permanente voorzieningen te realiseren. Bij dit werk ben ik flink geholpen door de vele publicaties die over het onderwerp in de loop der jaren in het Vogeljaar zijn verschenen. Zie onder andere het Vogeljaar 12 (2): 240-247 en het speciale themanummer, het Vogeljaar 35 (3). Enkele jaren geleden vatte ik het plan op om een oeverzwaluwwand te creëren die geschikt zou moeten zijn als nestgelegenheid voor Oeverzwaluwen binnen de bebouwde kom. Deze zou daarnaast ook te gebruiken moeten zijn als educatief motief voor scholen. Uit ervaringen elders in het land blijkt dat vrijwilligers na lange tijd toch afhaken als het gaat om onderhoud van een oeverzwaluwwand. Daarom moest het onderhoud voor de gemeente Bunschoten ook eenvoudig te plannen zijn en het werk moest snel en efficiënt door beroepskrachten kunnen worden uitgevoerd. Met Jaap Taapken heb ik hierover indertijd avonden lang van gedachten gewisseld, waarbij telkens weer veranderingen werden aangebracht in de aanvankelijke opzet. Het uiteindelijke ontwerp kreeg de naam ‘Bunschoter Wand’. Later werden in het basisontwerp nog extra vereenvoudigingen aangebracht en het idee is door de gemeente Bunschoten overgenomen. De achterliggende gedachte, toegespitst op de lokale situatie in Bunschoten, was het ontwerpen van een oeverzwaluwwand die er qua nestbouw natuurlijk uitziet. Deze zou ook door de inwoners van Bunschoten-Spakenburg van nabij bekeken moeten kunnen worden, zonder daarbij de vogels te hinderen.