Hoewel ‘Dutch Birding’ pas ruim twintig jaar later zou worden opgericht, slaagden vogelaars er toch ook al tijdens de zomer van 1958 in opmerkelijk veel bijzondere soorten op te sporen. ‘Wiek en Sneb’, de voorloper van het Vogeljaar, onthaalde toen onder de titel ‘Rarae aves’ (Zeldzame vogels) de lezers op een hele lijst. Daarbij bevond zich de ‘Ross’ meeuw van Vlieland’, een soort die ook nu nog vermag cohorten vogelaars op de been te brengen. Ook was er een Dwergooruil bij en dan waren de beide zilverreigers, Zwarte Ooievaars en Flamingo’s present. Soorten die tegenwoordig meestal zelfs de vogellijn niet meer halen. In 1958 brachten ze nog opwinding, óók Flamingo’s. Eentje zat op Het Rif van Schiermonnikoog. Op 8 augustus ging het met twee families eropaf. Het had veel voeten in de aarde voor alle deelnemers de Flamingo te zien kregen, waarbij de pittoreske contouren van het Friese dorpje Moddergat onmisbare aanknopingspunten boden. U kent het: ‘Onder de witte wolk met die uitstulping rechts is een kerktoren te zien. Daarvan links vaart een gamalenvisser. Daaronder loopt-ie’. Kortom, huisjeboompje-beestje, een HBB-soort. Nadien zou de familie bij moeilijk te vinden vogels nog vaak aan de flamingo van Schiermonnikoog refereren en werd HBB een begrip. Het overkomt, hoop ik, niet alleen mij dat collega-vogelaars op aanwijzingen een begeerde vogelsoort wèl direct vinden, maar ik niet. Dan groeit het minderwaardigheidscomplex dusdanig dat de gedachte opkomt naar een andere hobby uit te kijken. Het gebeurde in Costa Rica, bij een Langstaartmanakin, zo’n briljant gekleurd beestje dat zelfs in een tropisch regenwoud opvalt. Ieder van onze groep stond luidkeels te genotteren van vreugde en bewondering. Iedereen, behalve ik. Want ondanks een vloed van aanwijzingen, vermocht ik de manakin niet te ontdekken en begon ik de vogel hartgrondig te verwensen, vooralsnog binnensmonds. ‘Zie je daar dat gele blad?