Als oorspronkelijke holten- en rotsbroeder heeft de Gierzwaluw Apus apus in de loop der tijd geleerd door mensen gemaakte gebouwen als rotsen te benutten. Er zijn weliswaar nog steeds Gierzwaluwen die in boomholten broeden, maar dat is bijna uitsluitend het geval in de Scandinavische bossen. In Midden-Europa is dat nooit zo de gewoonte geweest en hun aantal neemt steeds verder af. Er is dus reden tot zorg om deze soort en er zijn nog wensen voor bescherming. Door de moderne energiebesparende manier van bouwen is de mens hard op weg om de Gierzwaluw en andere in huizen broedende vogels het in de loop der eeuwen ontstane ‘recht’ om in de gebouwen te broeden te ontnemen. Met dezelfde achteloosheid waarmee er in eerste instantie gelegenheid voor broeden gegeven werd, wordt deze nu weer afgenomen. Oude gebouwen die ruimte boden, worden achteloos gesloopt of geïsoleerd tegen de kou. Vaak zelfs midden in het broedseizoen, waarbij onopzettelijk vaak hulpeloze jonge vogels op het nest ingemetseld worden. Dit kan alleen worden voorkomen als de natuurbeschermers van tevoren op de hoogte gesteld worden van dergelijke plannen.