Achter Goudswaard stond ik met anderen over de Korendijksche Slikken te turen, op zoek naar een Zeearend en Dwergganzen. Oók door zijn telescoop loerend, vroeg een belendend vogelaar ‘Hoe hoog zit u?’ Omdat ik niet direct doorgrondde waarop de man doelde, gaf ik als bescheid ‘Ik weet het niet’, ongetwijfeld de door de mens het vaakst uitgesproken zin. In dit geval achteraf juist. Want ik wist toen niet hoeveel soorten vogels ik had gezien, en trouwens nu nog niet. Maar ik ga wel aan het tellen. Zijn het er meer dan vijftienhonderd, dan welkom bij de Club 4500. Dat vereist uitleg. Heeft de Nederlandse vogelaar op deze wereld meer dan vijftienhonderd vogelsoorten waargenomen in het wild, dan krijgt hij desgewenst plaats op een lijst met namen van collega-vogelaars die in ieder geval één eigenschap gemeen hebben: ze zijn goede klanten van luchtvaartmaatschappijen. De Club 4500 stimuleert het reizen om veel vogelsoorten te zien. Het verbaast niet dat de club voortkwam uit de Dutch Birding Association. De naam ontstond omdat naar oordeel van doorgewinterde ornithologische globetrotters het zien van vijfenveertighonderd vogelsoorten niet meevalt. ‘De vierduizend is relatief gemakkelijk te halen,’ stelt Marc Guyt, die per 1 september 2003 zelf op 3200 soorten zat. Boven de vierduizend wordt het sprokkelen, vindt Marc. Maar omdat op 1 september 2003 slechts tien landgenoten het tot boven de vierduizend soorten wisten te schoppen, is dat ‘relatief gemakkelijk’ misschien een understatement.