Herman Arentsen en Natalio Fenech maakten een opmerkelijk boek over leeuwerikenspiegels. Waarschijnlijk vanwege hun opvallende zang, maar ook vanwege de vroegere faam die deze vogels in sommige culinaire kringen hadden, trokken leeuweriken al sinds heel vroege tijden de aandacht van de mens. In de loop der eeuwen is van alles bedacht om deze vogels te bemachtigen. Het vangen zelf werd doorgaans gedaan met staande of klapnetten en ook met het jachtgeweer, maar de kunst was om de vogels in de netten te krijgen. Een methode die wijd verspreid was, was het gebruikmaken in de omgeving van belletjes die aan een ketting om de hals of om de polsen werden gedragen. Het idee daarachter was waarschijnlijk dat de vogels de indruk zouden hebben dat de naderende vangers koeien waren en zich zo gemakkelijker zouden laten verrassen om ten slotte, opgejaagd door de naderende vangers, in de netten te vliegen. In Engeland werd het recht om ‘bellen te luiden’ soms zelfs in koopovereenkomsten bij de verkoop van landerijen vastgelegd.