Vrijwel al onze zangvogels zingen actief in het vootjaar gedurende een periode van een maand of twee tot vijf. Sommige vogels beginnen reeds in februari, zingen in maart en april op hun best en houden er pas in juli mee op. Een voorbeeld hiervan is de Heggenmus. Een typische zomervogel als de Bosrietzanger is voor half mei vrijwel nog niet aanwezig, maar zingt desondanks niet veel langer in juli door. Ook andere vogels zoals de Nachtegaal zingen slechts in een tamelijk korte periode. Bij nadere observatie over het gehele jaar blijkt echter dat er ook andere verschillen in activiteit zijn. Sommige zangvogels zijn namelijk in de nazomer en herfst nog regelmatig te horen, hoewel vaak op een wat lager volume. De Roodborst is het beste voorbeeld van actieve zang in de herfst. Enkele vogels zingen het hele jaar door. Turkse Tortels en Houtduiven koeren soms nog bij vriezend weer. Ook de Winterkoning doet in dit opzicht zijn naam eer aan en zingt ‘s winters, mits het niet te koud is. Om dergelijke verschillen in het verloop in zangactiviteit wat systematischer in beeld te kunnen krijgen werd in de afgelopen jaren alle zangactiviteit per dag genoteerd in een gebied aan de noordzijde van de stad Groningen. Hiervoor werd het gebied vrijwel dagelijks per fiets doorkruist.