Wie aan Nederland denkt, denkt niet in eerste instantie aan Oehoes. Deze reuzenuilen komen van oorsprong voor in bergachtige streken waar ze broeden in steile rotswanden of wanden van steengroeven. Dat kennen we in ons land eigenlijk alleen maar in Zuid-Limburg. Bij opgravingen zijn in Nederland wel resten gevonden van een Oehoe, maar die werden gedateerd op ongeveer vierduizend jaar (Van den Berg & Bosman 2001). Uit de periode daarna zijn geen bewijzen aanwezig waaruit we kunnen opmaken dat de Oehoe bij ons voorkwam. Het oehoepaar dat in 2002 plotseling in de Achterhoek verscheen, heeft daardoor voor heel wat opschudding gezorgd in vogelend Nederland. Het betrof namelijk het eerste broedpaar dat werd aangetroffen buiten Limburg. Het meest bijzondere was echter wel dat dit oehoepaar niet in een steengroeve broedde, maar op een oud buizerdennest. De gedachte rees dat dit wel eens een voorbode kon zijn van een naar Nederland oprukkende soort, met als bron de herintroducties in het aangrenzende Duitse gebied (Wassink 2002).