Zeur ik naar oordeel van jonge(re) vogelaars te vaak over De Beer? Daarop lijkt het wel. In Breskens hoorde ik iemand eens wat meesmuilend tegen een maat zeggen: ‘Nu staan ze weer over De Beer te praten ...!’ Wat later merkte Martin Benard op: ‘Met Ben heb je het nogal eens over De Beer, Het moet daar wel heel bijzonder zijn geweest.’ En nu weer Jacques die via e-mail laat weten: ‘Ik zie en hoor het thema De Beer tenslotte nogal eens bij je terugkeren.’ Omdat Jacques grossiert in fijnzinnige understatements, is die kanttekening veelzeggend. Dertig jaar geleden, op 1 januari 1975, werd de Stichting De Beer opgeheven. Het gebied zelf was al jaren eerder geliquideerd. In 1956 kwam het Rotterdamse gemeentebestuur daarvoor met de snode plannen voor het voetlicht. De wijze waarop Rotterdam toen over de bezwaren van de nog in de kinderschoenen staande milieulobby heenwalste, heeft mij afkerig gemaakt van het politieke bedrijf. Als je nu een politicus al ‘babbeldebabbeldebabbel’ hoort oreren, ergert het dat zo’n figuur ervan uitgaat dat zijn toehoorders zó stom zijn, dat ze geloven hetgeen hij hun op de mouw speldt, waar is. Maar goed, een halve eeuw geleden kreeg Rotterdam de lichten al gauw op groen voor de plannen en ging de stad aan de gang. Snel en grondig! Zes jaar later resteerde van De Beer niet veel meer dan de zeereep. Anno 2005 betekent herinneringen hebben aan een ongeschonden De Beer en zijn vogels, dat de persoon dik over de zestig moet zijn. Waarvan acte. Aan de binnenzijde van hun ogen koesteren deze lieden de beelden die het netvlies opsloeg. Verder moeten ze het doen met het zeventig jaar oude boek ‘Het Vogeleiland’, wat foto’s, tijdschriftartikelen en van ontmoetingen binnen de krimpende kring veteranen die er óók waren en die hun beelden en herinneringen met zich meedragen. Wellicht brachten ze een paar uren door in het Amsterdamse Stadsarchief. In dat fraaie gebouw aan de Amsteldijk kwam het archief van De Beer terecht. Bij ons eerste bezoek bleven de ogen nauwelijks droog. Foto’s van mannen als Frans Kooymans, Jan van Tussenbroek, Karei Schot en Simon de Waard stelden ons in staat vroegere excursies opnieuw te beleven. Tijdens de uren van weemoed boven een tafel vol met die foto’s, was tegenover ons een meisje in de weer met archiefstukken die de omvang van het dossier ‘De Beer’ vele malen overtroffen. Met alle onschuld van de wereld in haar fraaie blauwe ogen bekende ze materiaal te verzamelen voor een tentoonstelling over de historie van de prostitutie in Amsterdam.