Wel eens gehoord van een Witsnorketellapper? Van een Goudbuikpluimbroekje? Of van een Kastanjeborstwitgezicht? Neen? Het zijn de Nederlandse namen van elders op aarde levende vogelsoorten. Vogelaars die uitzwerven om zulke soorten te kunnen toevoegen aan hun wereldlijst gebruiken echter Engelstalige veldgidsen. Andere bestaan niet. Ook de communicatie met leden van het internationale vogelaarsgilde die ter plekke rondhangen om dezelfde reden, gaat in het Engels. De Nederlandse namen waarover een team puristen zich het hoofd brak, kennen ze waarschijnlijk niet eens. Waren die deskundigen dan tevergeefs aan het werk om voor duizenden vogelsoorten een Nederlandse naam te bedenken? Niet helemaal. Redacties van in onze landstaal uitgevoerde publicaties, verlangen ook de vogelnamen in eigen taal. Daardoor moet de vogelaar-schrijver voor een verhaal op zoek gaan naar die namen. Later moeten zijn of haar lezers de Engelse namen weer gaan opzoeken, want anders weten zij niet over welke soorten het verhaal gaat... . Hier zijn er nog een paar: een Kameroenjanfrederik. Fraai in het gehoor liggend is het Lavendelelfje. Wat denkt u van een Maranonmaansluiper? Het lijkt meer een naam uit een psychologische griezelthriller. Hulde voor de niet altijd dankbare arbeid een Nederlandse naam te bedenken, waarbij de wetenschappelijke naam of de Engelse naam veelal wel een handreiking gaf. Die Witsnorketellapper heet in het Engels Moustached Green Tinkerbird. Je behoeft deze vogel maar te horen in zijn Afrikaanse biotoop om te weten waaraan hij dat ‘tinker’, ketellapper dus, te danken heeft.