In het voorjaar van 2003 bracht een eksterpaartje nabij de Lookerskolk in Deventer een erg merkwaardig jong groot. De vogel was namelijk op de witte schouderweren na geheel zwart. De borst en buik waren donker in plaats van wit. Deze juveniele vogel was schuw en verbleef tijdens de vroege zomermaanden in de nabijheid van zijn ouders. Daarna was het beest van de één op de andere dag weg. Ik deed deze vogel af als een gedeeltelijk melanistisch exemplaar en beschouwde de afwijking als een op zichzelf staand geval. In mei 2005 zag ik op exact dezelfde plek echter opnieuw abnormale jongen en dat duidde toch op een (wellicht erfelijk) bepaald verband. Eksters zijn relatief langlevende vogels en ze zijn tijdens het broedseizoen zeer territoriaal. De kans dat één of beide ouders van het donkere jong in deze omgeving nog steeds voor nageslacht zorgen, is dus zeer aannemelijk. De drie jongste telgen vertoonden opnieuw mutaties aan de onderzijde. Twee hadden één of meer zwarte vlekjes op de witte borst, terwijl de derde van onderen helemaal kaal was. De drie juvenielen waren aanvankelijk even schuw als hun illustere voorganger, maar verschenen begin juni steeds vaker op onze goed gevulde voedertafel. De twee normaal bevederde exemplaren bleven de hele zomer, maar het kale jong legde in de derde week van juni trillend en rillend het loodje. Het weer was omgeslagen naar koud en nat en het gemis van een volledig isolerend verenkleed ging hem blijkbaar plotsklaps behoorlijk in de koude kleren zitten. Zielig en helaas.