Excuses want het gaat opnieuw over familie. Lieden met dezelfde familienaam als de mijne, gingen op zoek naar hun wortels. Na jarenlang gesnuffel in stoffige vertrekken, kwam uit de bus dat de eerste Ouwenelen in de zeventiende eeuw opdoken in Zevenhuizen. Het kwam tot een familiedag, met natuurlijk als decor Zevenhuizen. Toen het na de ‘Ouwenelentoogdag’ huiswaarts ging, voegde een zeer nabij familielid mij toe: ‘Zo, nu weet ik waarom jij altijd vogels opzoekt die in de modder zitten. Die hang naar modder en slik heb je van je voorvaderen. Het zit in je genen’. Dat vereist toelichting. Die dag was namelijk onthuld dat de voorouders eeuwenlang rond ploeterden in het veen bij Zevenhuizen. Uw chroniqueur bezit dus een ‘venige’ achtergrond, een zwart verleden. Gelijk de ooiklooiers in Marten Toonders gelijknamige Bommelverhaal, wroetten zij in het Hollandveen, het metersdikke veenpakket dat toen het tegenwoordige Groene Midden bedekte. Namen als Hazerswoude, Zoeterwoude en Rijnsaterwoude duiden op grote moerasbossen, waarin het destijds gemiegeld zal hebben van de reigers. Het beroemdste moerasbos lag bij Zevenhuizen, het Zevenhuizensche Bos, een naam die nu nog bij vogelaars tot toename van adrenaline leidt. In een door ene Jacob Lois samengesteld werk getiteld ‘Oude ware beschryvinge van Schielant’ lezen wij iets over de vogelrijkdom van dat bos. Over enorme kolonies reigerachtigen, Lepelaars en Aalscholvers. Bescherming werd er wel, maar toch werden jaarlijks rond Hemelvaartsdag en Pinksteren de nesten geschud, waarna men schuiten boordevol jonge vogels afvoerde naar de markten van de Hollandse steden.