Zittend op zijn ornithowolk keek Piet Hens neer op al die vogelaars die opnieuw een bijdrage hadden geleverd aan de recente versie van de Vogels van Limburg. Het deed hem goed dat zijn oude wens was verstaan en dat er voor gezorgd was dat er nu zo’n prachtig boek verschenen was. Apetrots was hij op het feit dat zijn dochter Lenie daarin een voorwoord had geschreven. Hij herinnerde zich nog dat zij destijds vogels aannam van lokale veldwachters en jachtopzichters. Bang was zij er niet voor en zij was er ook niet vies van, want met veel plezier zette zij een binnengebrachte vogel op. Zo leerde ook zij de vogels uit hun omgeving kennen. Wat een plezier hadden ze destijds bij Naturalis over een door haar opgezette vogel die zij daarheen gezonden had. Er stond geen naam bij en met geen mogelijkheid konden ze de soort vinden. Zelf was Piet al over, maar hij verkneukelt zich nog. Trots is hij op de jongelui van de redactie van de Avifauna van Limburg. Zij hebben het aangedurfd zijn waarneming van de tien Renvogels op De Hamert op te nemen in het boek. Hij weet nog hoe hij samen met de rentmeester van het Limburgs Landschap, de heer Christiaense en met mevrouw Klinkenbergh op die dag in september 1969 naar dat prachtige gebied geweest was. De echtgenoot van mevrouw had heel veel betekend voor het tot stand komen van het gebied en men had hem geëerd met een gedenkplaat. Zijn vrouw wilde die wel eens zien en Piet had haar beloofd die te tonen. En zo reden zij op die twaalfde september naar De Hamert bij Wellerlooi.