Eenmaal aangekomen in Nieuw-Caledonië, is het zien van een Kagoe een fluitje van een cent. Op drie kwartier rijden van de hoofdstad Nouméa ligt het ‘Parc Provincial de la Rivière Bleue’. Door dat park loopt een weg, waarlangs en waarop de Kagoes zich zouden moeten vertonen. Dat klopte. Die weg pakte uit als een ‘Kagoe-boulevard’, want wij kregen er elf te zien. Sommige zelfs op armafstand, waardoor hun imago van een schuwe oerwoudsoort een geduchte deuk opliep. De regen bleef tijdens het twee etmalen durende verblijf op het eiland getrouw doorstromen. De Fransen en hun assistenten koesteren in la Rivière Bleue ruim zeshonderd Kagoes. Veel meer zijn er niet op Nieuw-Caledonië en helemaal geen enkele daarbuiten. Die paar honderd exemplaren overleven, omdat het parkbeheer alle schepsels te lijf gaat die Kagoes leed kunnen berokkenen. Dan gaat het om katten, honden en varkens. Dus het bekende rijtje dieren dat ook op Nieuw-Caledonië verwilderde, nadat ze er in het kielzog van de mens terechtkwamen. Dat te lijf gaan verloopt op een wijze die in Nederland ‘De Partij voor de Dieren’ niet tot applaus zal brengen. Maar ja, anders geen Kagoes.