Nederland en weidevogels zijn innig met elkaar verweven. Zoals de oorspronkelijke bewoners moerassen en zandgronden ontgonnen en grote gebieden aan de zee ontworstelden, zo ‘ontgonnen’ de weidevogels het beschikbaar komende agrarische gebied en maakten dat tot hun leefgebied. Boeren vinden er een bestaan door voedsel te produceren voor zichzelf en anderen en creëren tegelijkertijd een aantrekkelijk landschap met hoge biodiversiteit, zoals hoge aantallen weidevogels. Weidevogels gaan – ondanks de inspanningen van duizenden boeren en vrijwilligers en veel geld – landelijk op dit moment nog steeds achteruit. Ook in de Klaas Engelbrechtspolder doen boeren en vrijwilligers veel moeite om de weidevogels op peil te houden. In dit artikel treft u een verslag aan van de ontwikkeling van weidevogels in deze polder, het werkgebied van de ‘Weidevogelwacht Schipluiden e.o.*’ en de agrarische natuurvereniging ‘Vockestaert’. Hiermee wordt het nut van zorgvuldige en langjarige monitoring van factoren die voor weidevogels van belang zijn geïllustreerd. In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw werd duidelijk dat landbouwactiviteiten een zeer belangrijke factor waren bij de achteruitgang van weidevogels. De schijnwerper werd daarbij vooral gericht op het sneuvelen van legsels als gevolg van landbouwkundige activiteiten, zoals beweiden en maaien. Het beschermen van legsels door boeren en vrijwilligers, onder de noemer vrijwillige weidevogelbescherming, leek een goede aanpak om dat verlies van nesten en jongen te beperken. Daarom besloot Landschapsbeheer Zuid-Holland in 1981 om vrijwillige weidevogelbescherming te stimuleren in de provincie. Men richtte de werkgroep Weidevogels op en ging lokale groepen ondersteunen door voorlichtingsen beschermingsmateriaal ter beschikking te stellen.